BTW regeling energiefactuur: nieuwe circulaire FOD Financiën over interpretatie zakelijk gebruik
Op de website of in de nieuwsbrief van deze week kon je lezen dat je vóór 1 juli 2023 actie moet ondernemen opdat je energieleverancier een correcte btw regeling op de facturen zou toepassen. Voor een interpretatie over de toepassing van het al dan niet 'zakelijk gebruik' verwezen we toen nog naar de Q&A van FEBEG, de Federatie van Belgische Elektriciteits- en Gasbedrijven. Deze kan je hier vinden.
Ondertussen verspreidde de FOD Financiën hierover zelf ook een circulaire op fisconet.
In de circulaire worden wat voorbeelden gegeven inzake bedrijven die worden beoogd. Er wordt gesteld: “Dit omvat dus alle bedrijven, natuurlijke of rechtspersonen, met of zonder winstoogmerk, en zelfs bedrijven waarvan de activiteiten geheel of gedeeltelijk van btw zijn vrijgesteld en die dus geen volledig recht op aftrek van btw zullen hebben (gemengde belastingplichtigen, vastgoedondernemingen, artsen, musea, woonzorgcentra, rusthuizen, ziekenhuizen, universiteiten, scholen, …).”
Tevens wordt later in de circulaire nog verduidelijkt: “Daarom zullen bijvoorbeeld een OCMW-rusthuis en een gemeenteschool voor de toepassing van deze hervorming als een bedrijf worden beschouwd (zie ook FAQ nr. 3).”
Scholen, academies,… zullen aldus ook beschouwd worden als zakelijk gebruik. Hoewel men zou kunnen betwisten dat er voor die gevallen een concurrentieverstoring van enige betekenis voorhanden is, dient men uit de circulaire af te leiden dat het begrip zakelijk gebruik wel heel ruim wordt ingevuld.
De accijnswetgeving omschrijft in artikel 420, § 5 van de programmawet van 27.12.2004 zakelijk gebruik immers als het zakelijk gebruik van een bedrijf. Dit is het verbruik van een bedrijf dat zelfstandig, ongeacht op welke plaats, leveringen van goederen en diensten verricht en ongeacht het oogmerk of het resultaat van die economische activiteiten.
De drempel van 25.000 euro, op grond waarvan voor de toepassing van de btw de aanwezigheid van concurrentieverstoring 'van enige betekenis' of 'niet van onbeduidende omvang' per werkzaamheid wordt beoordeeld, geldt niet bij de beoordeling van het zakelijk karakter inzake accijnswetgeving.
Ook het exploiteren van cultuurcentra, zwembaden, sporthallen en -terreinen, jeugdhuizen, kinderopvang, wijkontmoetingscentra, … betreffen zakelijk gebruik in die optiek.
Op basis van de thans beschikbare informatie moet men er dus vanuit gaan dat enkel de strikte handelingen als overheid beschouwd worden als niet-zakelijk. De gebouwen waarin de administratieve diensten (gemeente/ocmw/politie/hvz/kerkfabrieken/…) zijn gehuisvest of het voorzien van openbare verlichting zijn aldus niet-zakelijk.
Voor de bibliotheek zou je bv. nog de vraag kunnen stellen of daar een concurrentieverstoring van enige betekenis is, maar ook dit zal – gelet op de bijgevoegde circulaire – beschouwd moeten worden als zakelijk gebruik. Desgevallend kan daarvoor bij latere verduidelijkingen in de toekomst nog een bijkomende verklaring worden ingediend, maar voorlopig lijkt voorzichtigheid toch geboden.
Merk ook op dat de verschillen in se niet zo groot lijken te zijn. Het verschil tussen 6% en 21% btw wordt immers met de verhoogde accijnzen voor niet-zakelijk gebruik grotendeels gecompenseerd.
Daar waar er volledig aftrek inzake btw kan worden toegepast, blijft het tarief zakelijk gebruik in ieder geval het meest voordelig.